Zo’n 5 weken geleden waren we waar we vandaag weer waren. Te bizar! Ongelooflijk hoeveel er kan gebeuren in zo’n korte tijdsperiode. We hebben extreem moeten knippen in onze fotovoorraad, die in 5 weken tijd zo ongeveer verdubbeld is. Veel meer te zien dus, maar ff wachten tot we terug zijn!
De laatste keer dat we achter de computer zaten, waren we bij Andy in Dunedin. Yannics verjaardag daar gevierd, een klein feestje gebouwd met onze nieuwe (3 dagen geleden ontmoette) vriendjes. Wat een beetje goede muziek (Andy klooit wat aan met draaitafels enzo) en internet (Utube) al niet kan veroorzaken. Check voor de gein eens de “Flight of the Concords”. Twee melige kiwi’s die het in eigen land niet maakten en vervolgens werden ‘ontdekt’ in Amerika.
Met 3 nieuwe (pompende) MP3 CD’s van Andy op zak vervolgens de Southern Scenic Route genomen door de Catlins. Dit gebied staat bekend om zijn weer. Maarja in NZ hoor je overal dat het hard waait, hard kan regenen en dat t nogal koud kan zijn ivm met de nabijheid van Antarctica enzo. Het mooie van de Catlins is dat het daar ook nog eens om de tien minuten volledig omslaat. Dus van horizontale regen/hagelstralen naar blappende zon. De locals klaagden, maar t was eigenlijk best gaaf.
Het werd wel weer eens tijd om wat nuttigs te doen vonden we dus hadden we ons Wwoofboek weer eens opengeslagen en een interessante plek uitgezocht. Sheepfarm met 2000 schapen en een net geopend eco-holiday park. Klonk alsof we hier misschien wel iets nieuws konden leren, maar het tegendeel bleek waar. Na aankomst kregen we de sleutel van een van de cabins in onze handen gedrukt en werd ons gezegd dat we ons de volgende morgen om 9:30u konden melden. Die ochtend een schep en kruiwagen aangereikt gekregen om wat grind van plek A naar B te verplaatsen (en meer van dat soort geest verruimende teken). Eten kregen we in het restaurant van de camping. Prima voedsel en alles, maar liever wat minder culinair en wat meer contact en communicatie. Na twee dagen dus maar weer onze spullen gepakt en onze reis door de Catlins voortgezet.
Supermooie regio. Verlaten idyllische strandjes, penguins, dolfijnen, alles was er...
Aangekomen in Invercargill (denk de zuidelijkste stad van het zuidereiland) en de basis om naar Stewart Island te vertrekken. Dit is het derde “grote” eiland van NZ, al wonen er maar 400 mensen en zijn de meeste kiwi’s er nog nooit geweest. Ook wij hadden bedacht het eiland maar te skippen. De ferry was duur, en het best kan je het eiland per boot of te voet verkennen en we wilden ons geld en onze energie sparen voor wat trips/hikes in Fiordland.
Tijdens lunch op een pier op een schiereiland bij Invercargill met uitzicht op Stewart Island met kaarten en reisgids bij de hand, gingen we eens uitzoeken wat precies onze volgende stappen zouden worden. Een boot legt aan aan de pier waar we zitten te eten en gooit de tank vol. We raken aan de praat als ze ons zien zitten met onze kaarten enzo en ze geven wat advies over waar we heen kunnen gaan. Zij blijken naar Stewart Island te gaan. Of we niet toevallig mee willen? Voor dezelfde prijs als de ferry-overtocht een weekend op hun boot (daar ook op overnachten enzo) en met het vooruitzicht dat het weer blijft zoals het is (geen wolkje aan de lucht). Meer dan 2 minuten hadden we niet nodig om te bedenken dat dit wel eens onze lucky shot zou kunnen zijn. Hoppa, dus in de boot, en na een half uurtje zaten we midden op Foveau Strait richting het eiland. Deze impulsieve actie had achteraf gezien ook iets minder lekker kunnen uitpakken, maar het voelde goed, en het werd goed, zo bleek.
Skipper Graham en goede vriend Phil, twee locals uit Invercargill, maakten wel vaker tochtjes naar Stewart Island. En omdat ze het leuk vonden wat nieuwe lui te ontmoeten (of misschien af en toe wel gek werden van alleen maar tegen elkaar praten) namen ze zo nu en dan wat toeristen mee. Amy (NZ) en Jared (Aus) waren een ander setje dat ze meegelokt hadden.
Ik kan niet anders zeggen. Dit weekend is misschien wel een van de tofste momenten van onze reis geweest. Het was daar zo ontzettend mooi (Graham wist precies waar we naar toe moesten), het weer was te gek (gezwommen en gevist op blue cod) en het was super gezellig (geen idee hoeveel % er precies doorheen is gegaan, maar een boel!). De meest vreemde ins en outs van het leven van Phil gehoord (die van schaapscheerder tot multimiljonair makelaar was geworden) en de meest bizarre (kiwi)grappen tot laat in de nacht. Het had eeuwig kunnen duren, maar dat was niet zo en de eerste dag op het vaste land was dan ook goed bijkomen van alle belevenissen.
Of het allemaal nog niet genoeg was, daarna doorgereden naar Milford Sound. Met al zijn watervallen en ander schoon. We hadden heel bewust zoveel mogelijk beeldmateriaal vermeden dus alles kwam alsnog als een verrassing. Het staat bekend als een van de mooiste plekken van NZ, en dat was het zeker ook. Het voelde als een soort vakantie binnen de vakantie...
Fit en opgeladen van al deze ervaringen was het tijd om onszelf eens goed uit te putten met een van de andere dingen die je als je in NZ bent niet voorbij kan laten gaan: Trampen. Hiken. Wandelen. Tracken, Bush Bashen. Ze hebben hier een aantal “great walks” benoemd die je van tevoren moet reserveren (anders zijn ze vol). Je loopt meestal zo’n 3-5 dagen en slaapt in hutten in National Parks. Behalve je tent en matras moet je dus alles meenemen. We hadden al eerder andere reizigers geadviseerd welke tramps goed waren. De meeste kiwi’s gaven aan dat de zogenaamde “Great Walks”helemaal niet per se de beste zijn en we kregen een aantal andere aangeraden. Zo kozen we dus voor de Rees-Dart. Overal geadverteerd als ‘moeilijk’, maar dat zou wel meevallen hadden we gehoord. Het was vet!!!
We begonnen de tramp vanaf Glenorchy. Op de camping daar op de avond voor ons vertrek ontmoetten we Andreas weer. Andreas hadden we eerder ontmoet op het eco-holidaypark waar we twee dagen hadden gewwooft. Hij is Duits, woont in Zwitserland en gaat in 2 mnd te fiets door NZ. Hij had net bedacht dat hij de vlg ochtend zou beginnen aan de Rees-Dart!
We vormden dus een drie mans clubje. Voor Andreas was het de eerste keer hiken en hij wilde ontdekken of ie het zou overleven met tent en alle gear op zijn rug. Te zwaar bepakt en zonder echt stevige bergboots heeft ie wel wat peentjes gezweet, al maakten een paar kilo’s op lange steile hellingen nou ook weer niet zo heel veel verschil. Over het algemeen ging het ons zeer goed (zonder blessures of blaren) af. De officiele Rees-Dart route volgt 1 vallei de bergen in, gaat dan een berg over en komt via een andere vallei (ongeveer) weer uit waar je bent begonnen. Tof van deze track is dat je een detour kan maken halverwege, vanaf de hut die precies halverwege ligt. Je kan dus je spullen in de hut laten en met minimale bepakking die extra wandeling doen. Zware dag (9km heen en dezelfde weg weer terug), maar het was het zeker waard. Via de Dartgletsjer, waarop je dus de hele tijd zicht hebt klim je naar de Cascade Saddle en vanaf daar kan je de andere kant van het gebergte zien, incl. Mnt Aspiring (na Mnt Cook de hoogte berg van NZ). En we hadden (weer eens) supergeluk met het weer.
Onze terugkomst gevierd met een waar feestmaal: dikke steak, veel verse groenten, goede rode wijn en zelfs home-made chocoladetaart toe. Dat hadden we wel verdiend na 5 dagen gedroogd voedsel.
Nadat we afscheid hadden genomen van Andreas, zijn we ons busje weer ingekropen en hebben onze reis door het zuidereiland voortgezet. Eind februari hebben we ons ingeschreven voor een tweeweekse permaculture cursus in Takaka (noorden van het zuidereiland), dus dat laat drie weken over om de glaciers, de westcoast en het noordelijkste tipje van het eiland te zien.
Helaas had iets of iemand (?) bedacht dat we wel even genoeg mooi weer hadden gehad, dus er volgden een paar dagen van regen, regen en regen. Op een toevallige opklaring na, net toen we onze slaaphoofdjes uit de bus staken, vingen we een glimp op van de Fox Glacier. Goede kampeerplek, met vet uitzicht, al was er helaas 95% van de tijd weinig te zien. De vlg dag tijdens een korte wandeling naar de voet van de gletsjer volledig natgeregend, en dus maar snel doorgereden. De westcoast is echt tof, met superveel regenwoud (dus ja wat wil je...), en gelukkig hadden we delen hiervan al eerder gezien in zonneschijn.
Alsof twee keer Andreas tegenkomen niet toevallig genoeg was, liepen we in Nelson Natalie en Kevin tegemoet (het Engelse setje met wie we wat tijd op de Coromandel hadden doorgebracht). Met hen een aantal dagen doorgebracht en voorbereidingen getroffen voor een 3 daagse hike in Kahurangi NP.
Ook hier een beetje pech met het weer, maar verstopt in poncho’s, als twee fruitella’s, toch maar die berg op! Eenmaal boven de boomgrens, supermooi uitzicht, tot een donkergrijze donderwolk onze poncho’s binnen 2 seconden aan flarden had geblazen en we alle regen op ons onbeschermde dakkie kregen gestort. Gelukkig maakte het onderkomen dat we vonden het helemaal goed. Een echte rockshelter waar een platform met matrassen en een vuurplek waren geknutseld. Naast een waterval slapen in de buitenlucht was echt supercool. Zo cool zelfs dat we de volgende dag (het regende weer) besloten om een luierdagje te houden, lekker in ons boek te lezen en vuurtjes te stoken! Opgedroogd en opgeladen wel een echte derde en vierde wandeldag gemaakt!